Meer van deze prachtige verhalen vindt je op: Els Baars. www.natuurverhalen.nl


HET ONTSTAAN VAN DE MOL

Mollen zien we niet vaak. Deze onderaardse zoogdieren zijn snelle gravers, ze kunnen tot wel 15 meter gang per uur  graven. Ze eten vooral ongewervelde dieren, zoals regenwormen en insectenlarven. Waarom ze leven van dieren zonder skelet verhaalt het volgende Duitse sprookje:

In de donkere middeleeuwen leefde er een rijke ridder die zo gierig was dat hij zelfs in de winter zijn kasteel niet verwarmde. Hij hield zichzelf warm in een lange zwarte bontjas. Een jaar lang  liet hij een slager vlees bezorgen zonder hem te betalen. "Ik zal geen vlees meer brengen, als ik nu mijn geld niet krijg!" dreigde de arme slager toen hij voor de zoveelste keer op de stoep van het kasteel stond met zijn rekening. De gierige ridder beval hem te wachten, draaide zich om en liep naar binnen. Na een poosje kwam hij terug met een kruiwagen vol benige resten van koteletten, karbonades en kippen.  "Je zegt dat je zoveel kilo vlees aan me  hebt geleverd," sneerde de gierigaard "maar dat klopt niet. Je hebt me afgezet, botten zijn geen vlees. Trek het gewicht van deze kluiven af, want ik betaal je alleen voor het vlees dat ik heb gegeten."

Het jaar daarna liet de ridder een andere slager zijn vlees bezorgen en ook hem weigerde hij de botten van de kip en de karbonades te betalen. Zo lukte het de vrek om vijf jaren achtereen verschillende slagers uit de omliggende dorpen te bedriegen. Toen de slagers ontdekten dat hij ieder jaar een ander slachtoffer vond, staken ze de koppen bij elkaar en overlegden met alle slagers in de wijde omgeving. "Het is een schande dat hij ons afzet, dat gaan we hem betaald zetten!" besloten ze eendrachtig. Zij waren zo boos over de krenterigheid van de rijke ridder, dat zij te samen vurig wensten de edelman in een dier te mogen veranderen. Een van hen riep smalend: "Ik wil hem veranderen in een dier dat alleen kan leven van andere dieren zonder botten." En zie daar, de wens werd ter stond vervuld. De rijke gierigaard veranderde in een zwart pelsdiertje, een mol. Hij kon alleen nog maar ongewervelde dieren eten, dieren zonder skelet zoals regenwormen, maden en larven. De betoverde ridder vond zijn gedaanteverandering zo smadelijk dat hij wel door de grond wilde zakken van schaamte. En dat gebeurde.
Sindsdien leeft hij onder de grond. Af en toe heeft hij heimwee naar zijn vorige leven als mens en dan graaft hij zich naar boven en kijkt even naar de lucht en de velden. Helaas is dit voor hem van slechts korte duur, want er ligt altijd wel een hermelijn of een roofvogel op de loer die dol is op een molletje. Daarom steekt hij weinig zijn lange roze neus boven de grond uit.

WAAROM DE RAAF ZWART IS

In de Germaanse mythologie zijn de raven de vogels van de god Wodan, de god van de donder en de oorlog. In het christendom zijn veel van deze legenden gekerstend. Dit sprookje is daar een voorbeeld van.

Vele, vele maanden dobberde de Ark van Noach op de wateren van de overstroomde wereld. 
Na de eindeloze regenperiode klaarde de lucht op en door de grijze wolken was af en toe wat blauw zichtbaar. In die dagen was blauw de kleur van de hoop. De hoop dat er een einde aan de overstromingen, een einde aan de toorn van God was gekomen.
Was het water al aan het zakken? Was er al weer land zichtbaar? Noach vroeg aan de vliegende dieren een vrijwilliger om op onderzoek uit te gaan. De witte raaf stelde zich direct beschikbaar. De grote sterke vogel vloog naar het oosten en bleef dagen lang weg. Iedereen aan boord van de Ark vreesde het ergste voor de mooie witte raaf. Daarop vloog een andere vrijwilliger onderzoekend de wateren over. Deze vogel, de duif, kwam binnen een dag terug met een groen takje van de olijfboom in zijn bek als bewijs dat de planten en bomen op het land weer groeiden. Het water zakte! Er was weer toekomst.
Enige dagen na de duif kwam de mooie witte raaf terug, dik en volgevreten. Op de vraag waarom hij zolang onder weg was geweest, antwoordde de raaf zich verontschuldigend:  "Ik zag vrij snel mooi groen land, waar het water was verdwenen. En een aaseter als ik, de raaf, zag al dat overvloedige voedsel en ik deed me te goed aan deze overvloed. Ik vergat de tijd om jullie te vertellen dat het water echt zakte." Schuldbewust boog de raaf zijn hoofd.
Noach was verbolgen en als straf voor het egoïsme van de raaf, veranderde hij de mooie witte vogel in een grote zwarte vogel met een grote zwarte snavel, die nog slechts kon krassen.

DE EENZAME KONING (de eenzame beuk)


Geniet u ook zo van die indrukwekkende beuken die eenzaam midden in het landschap staan? Vaak staat er ook een op een kerkhof. Het zijn grote sterke bomen. Is het u wel eens opgevallen dat beuken in een beukenbos flinke afstand tot elkaar bewaren? En dat er onder een beuk niets groeit? Beuken zijn mooie maar eenzame bomen, die afstand houden. Hoe dat zo gekomen is? Lees dit mooie sprookje:

Lang, heel lang geleden was er eens een wijze koning. Hij was een echte koning, dat zag je zo. Groot, breed, sterk en hij bezag alles hooghartig van een afstand. De koning was streng doch rechtvaardig en hij werd door zijn volk gewaardeerd, al vreesde men hem wel. Koning zijn is geen pretje, het is een eenzaam bestaan. Koningen worden omgeven door baantjesjagers, hielenlikkers en jaknikkers. 
Op een nacht werd koning Fágus Sylvática in een droom verteld dat hij weldra zou sterven. Toen hij wakker werd wist hij dat dit waar was. De eenzame koning had geen kinderen en vertrouwde zijn dienaren niet. Wie moest hem opvolgen zodat zijn geliefde volk in voorspoed verder kon leven? Met de dood op de hielen bedacht hij een plan. In zijn hofhouding vielen twee zelfstandige jonge mensen op. De ene was een gespierde jonge ridder  en de ander de slimme dochter van zijn tuinman.  
 “Ik wil kijken wie van jullie de meest geschikte is om mij op te volgen,” zo sprak de oude koning tot de twee. “Degene die de opdracht eerlijk, rechtvaardig en bekwaam uitvoert, zal die nieuwe majesteit van dit land worden. Ieder van jullie brengt een kar vol groente en graan naar een arm dorp in het oosten van ons land. Zeg hen dat je het voedsel namens de koning brengt. Luister naar hun zorgen  en wens hen volgend jaar een  betere oogst toe. Het zijn eenvoudige, maar gulle mensen. Neem van hen slechts één geschenk aan.”
De volgende morgen gaf de jonge ridder de paarden de sporen en reed zelfverzekerd met de volle kar weg. Hij was er van overtuigd dat hij met zijn goede afkomst de nieuwe koning zou worden. Binnen twee uur werd hij overvallen door struikrovers in naam van de koning. Hoe zou de jonge ridder handelen? Zijn eerlijkheid, betrokkenheid en leiderschap werden op de proef gesteld. De jonge graaf voelde zich vernederd door de dieven die zonder dat hij zich kon verzetten zijn kar hadden gestolen. Hij besefte dat hij had gefaald en nooit koning zou worden en besloot zich een paar dagen te verstoppen. Toen hij terugkeerde op het paleis vroeg de koning: “Hoe is het je vergaan, jongeman?” “O, koning, ik had een voorspoedige reis, de dorpelingen zijn u zeer dankbaar en als dank geven zij u deze speciale houten fluit cadeau.” De koning keek de jonge ridder in de ogen en zweeg. 
De volgende dag vertrok de dochter van de tuinman met een kar naar een ander dorp. Ook zij werd al snel overvallen door de struikrovers. Ze keerde spoorslags terug naar het paleis, vertelde wat er was gebeurd en vroeg de koning een nieuwe kar graan en groente voor de arme dorpelingen èn extra begeleiding om struikrovers op afstand te houden.
Toen was het de koning duidelijk wie de toekomstige vorst zou worden. De dochter van zijn tuinman was niet alleen eerlijk, maar zeer begaan met de noden van de dorpelingen. De volgende dag werd ze gekroond. “Lieve koningin,” zo sprak de koning toen ze na alle plechtigheden alleen waren, “Morgen zal ik er niet meer zijn. Jij bent niet alleen eerlijk en rechtvaardig, ik weet ook dat je in wijsheid zult regeren. Je bent echter nog jong en ik zal je helpen. Plant dit nootje op mijn graf en kom met ieder probleem naar de boom die hieruit zal groeien. Luister goed naar de boom want die zal je wijze raad geven.” Die nacht stierf de koning en de jonge koningin stopte zorgvuldig het ruwe nootje op zijn graf. De volgende dag stond er een boom, die al snel uitgroeide tot een grote, brede en sterke boom met dikke takken en wortels. De eenzame boom torende hoog boven alles uit en bezag hooghartig alles op een afstand. Die boom werd genoemd naar de koning: Fágus Sylvática.